Stap 2: De behandeling
Er zijn twee type benaderingen bij het aanpassen van de neus. Deze noemen we de interne en externe benadering.
Bij de interne, ook wel ‘gesloten’ en ‘endonale’ benadering genoemd, worden het neusbot en de kraakbeentjes van de neus benaderd via inwendige incisies (snedes). Omdat deze incisies inwendig zijn, zijn ze onzichtbaar en krijg je geen littekens.
Deze benadering geeft in de regel minder zwelling en een sneller herstel. Voor kleine correcties kan een lokale verdoving voldoende zijn.
Bij de ‘externe’, ook wel ‘open’ benadering genoemd, wordt een kleine incisie in de huid tussen de beide neusgaten gemaakt. Dit vindt plaats onder algehele narcose. Het voordeel van deze methode is dat de vorm van de neus onder direct zicht aangepast kan worden, dus met meer precisie. Alle contouren van de neus, de hoogte van de neusrug ten opzichte van de neuspunt maar ook de hoek tussen bijvoorbeeld de bovenlip en de neus kunnen met deze externe techniek zeer nauwkeurig worden gebalanceerd. Een tijdelijk nadeel van de externe benadering is dat er wat meer zwelling van de huid ontstaat, waardoor het herstel wat langer duurt. Een ander nadeel is het litteken dat ontstaat, maar deze vervaagt na verloop van tijd en is in het dagelijkse leven niet zichtbaar.
De afweging welke benadering gekozen moet worden, intern (endonasaal) of extern, is in elke situatie anders. Kortom, er is geen “standaard ideale benadering”. Laat je daarom goed voorlichten. Jouw behandelaar informeert je graag over de ideale oplossing in jouw individuele situatie.